Cao-inzet voortgezet onderwijs: 6 procent loonsverhoging en landelijke werkdruk-afspraken
10-06-2024 11:19Een loonsverhoging van 6 procent en landelijke afspraken om de hoge werkdruk te verminderen. Dat zijn twee belangrijke onderdelen van de inzet waarmee de AOb de onderhandelingen voor een nieuwe cao in het voortgezet onderwijs in gaat.
Net als in het primair onderwijs legt de AOb met de andere bonden in het voortgezet onderwijs een looneis van 6 procent op tafel voor alle werknemers, om koopkracht te behouden. Die loonsverhoging omvat naast procenten ook een bedrag in centen, omdat de kosten van levensonderhoud harder aankomen bij werknemers in de lagere schalen. De beoogde looptijd van de nieuwe cao is één jaar, van 1 oktober 2024 tot en met 30 september 2025.
“In de vorige cao was een loonsverhoging van 10 procent afgesproken”, zegt AOb-bestuurder en onderhandelaar Jelmer Evers. “Daar was ook alle aanleiding toe, alleen zie je dan natuurlijk wel dat de lagere schalen er in euro’s minder op vooruitgaan dan de hogere. Daarom willen we de loonsverhoging nu weer deels in centen doen, zodat de collega’s aan de onderkant van het loongebouw ook een mooie stap vooruit doen.”
Werkdruk
Zonder aanpak van de enorme werkdruk onder docenten valt het lerarentekort niet te bestrijden, daarover is iedereen het eens. Daarom wil de AOb in de nieuwe cao landelijke afspraken maken over onder meer het takenpakket, voor- en nawerk, en een maximum op te dragen lestaak van 22 uur. Als leraren wordt verzocht om meer lessen op te pakken, dan hoort daar een hogere voor- en nawerkcompensatie tegenover te staan. Voor veel docenten staan ook kleinere klassen hoog op het wensenlijstje, omdat grote groepen de werkdruk sterk vergroten. Lesreductie stond de vorige keer ook op de agenda, maar toen is alles op alles gezet om de extreme inflatie het hoofd te bieden.
vers: “Werkdruk staat bij docenten met afstand op nummer één, twee en drie. Dat blijkt iedere keer opnieuw uit gesprekken, bijeenkomsten en peilingen die we houden. Daarom willen we kaders gaan stellen en landelijke afspraken vastleggen om de werkdruk op orde te krijgen.” Daarbij willen de bonden ook inzetten op afspraken over een maximale klassengrootte, aldus Evers, die hierover de kaarten nog tegen de borst houdt. Verder willen de bonden, net als in het primair onderwijs, een recht op onbereikbaarheid opnemen, van vijf uur ‘s avonds tot acht uur ‘s ochtends.
OOP’ers
Oop’ers vormen een belangrijke pilaar op elke school. De bonden willen voor ondersteuners en begeleiders vanaf schaal 6 evenveel tijd voor professionalisering beschikbaar stellen als voor docenten, namelijk 83 klokuren. Verder moet de structuur van de loonschalen voor oop’ers anders, zodat de lengte en opbouw in lijn komen met de lerarenschalen. Verder verdienen de nieuwe voorbeeldfuncties voor oop’ers meer aandacht. “Die voorbeeldfuncties geven medewerkers meer grip op hun werkzaamheden, op wat ze wel en vooral ook niet moeten doen”, aldus Evers. “Ze zijn goed bruikbaar in de dagelijkse praktijk, dus we willen dat daar op scholen ook meer aandacht voor komt.”
Professionalisering
Om te voorkomen dat onbenutte scholingspotjes weer terugvloeien naar de algemene organisatiekas, stellen de gezamenlijke bonden voor dat het overblijvende professionaliseringsbudget voor vier jaar beschikbaar blijft.
Op de achtergrond wordt de komende tijd de functiewaardering-systematiek voor leraren tegen het licht gehouden. Op dit moment worden docenten beter beloond als ze andere taken gaan vervullen dan lesgeven. Er is veel behoefte aan het verbeteren van loopbaanperspectieven binnen de klas en er wordt nu onderzoek gedaan naar hoe dat het beste kan.
Medezeggenschap
Voor leden van de medezeggenschapsraden schiet tijd vaak tekort om hun controlerende taak goed te kunnen uitvoeren. Daarom willen de bonden de uren voor het lidmaatschap van de P(G)MR optrekken naar minimaal 0,1 fte (van minimaal 100 naar 166 uur).
Verder willen ze in de cao opnemen dat de werkgever het eerste jaar de helft van de lidmaatschapskosten van een vakbond vergoedt. Om dat goed voor het voetlicht te brengen, zou er een ‘Maand van de vakbond’ moeten komen, zoals dat bij universiteiten al het geval is.
Stagevergoeding
Duidelijk is al dat de werkgevers aan de cao-tafel zelf met een voorstel voor een stagevergoeding zullen komen. Vorige week presenteerde de VO-raad namelijk een vergoeding die oploopt van 100 euro per maand in het tweede opleidingsjaar naar 400 in het vierde jaar (bruto voor twee volledige stagedagen per week). De kosten die ermee gemoeid zijn, ramen de werkgevers op 54 miljoen euro. De AOb wil dat leraren in spe die stagelopen op scholen een eerlijke stagevergoeding van 750 euro krijgen (bij veertig uur stage per week).
“Een dubbel gevoel”, reageert Evers op het voorstel van de VO-raad. “Ik ben blij te zien dat de werkgevers een stap naar voren doen en landelijke kaders willen stellen. Maar het is me onduidelijk waar die 54 miljoen nu vandaan komt. Wat ons betreft gaat dat bedrag in elk geval niet ten koste van de loonruimte. Wat ik ook ingewikkeld vind, is dat dit afwijkt van het primair onderwijs waar geen voorstel ligt. Stagevergoeding is nou uitgerekend een onderwerp waarin we als sectoren samen zouden willen optrekken.”
De inzet van de bonden samengevat
Bron: AOB