Beleid onderwijsregio’s ongewijzigd; zorgen PO-Raad over bezuiniging

Beleid onderwijsregio’s ongewijzigd; zorgen PO-Raad over bezuiniging

09-06-2025 10:39

Staatssecretaris Mariëlle Paul heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen rond de onderwijsregio’s in primair en voortgezet onderwijs. De recente motie van NSC en CU leidt niet tot aanpassingen van de koers. Paul vraagt vooral om de partijen in de regio tijd en vertrouwen te geven. Er is echter ook een feitelijke bezuiniging voor de onderwijsregio’s. De PO-Raad maakt zich daar zorgen over.

Uit de stukken behorend bij de Voorjaarsnota komt naar voren dat de middelen voor de Onderwijsregio’s voor 2025 niet worden geïndexeerd voor loon- en prijsontwikkeling. Freddy Weima: “Het is erg zuur dat de helft van het geld eerst van de schoolorganisaties naar de regio’s is gegaan. Vervolgens wordt hierop bezuinigd.”

De al aangekondigde bezuinigingen in het funderend en hoger onderwijs hebben niet alleen directe negatieve effecten op scholen, maar zetten ook de ontwikkeling van onderwijsregio’s onder druk. De bezuinigingen in hoger onderwijs maken het voor de vaak kleinschalige lerarenopleidingen lastiger om volwaardig deel te nemen aan de onderwijsregio’s, terwijl scholen in het funderend onderwijs de handen vol hebben aan het opvangen van bezuinigingen op de basisvaardigheden en de onderwijskansenregeling. De overheid verwacht dat samenwerkende schoolorganisaties in onderwijsregio’s hun maatschappelijke opdracht centraal stellen, maar gedraagt zich door deze bezuinigingen als een onbetrouwbare partner.

Staatssecretaris doet weinig met motie Soepboer-Ceder

Staatssecretaris Paul gaat in haar brief over de onderwijsregio’s in op de uitvoering van de motie van Aant Jelle Soepboer (NSC) en Don Ceder (CU) van november 2024. De motie is kritisch op de ontwikkeling van de onderwijsregio’s. De motie richt zich op het omvormen van de regeling onderwijsregio’s tot een structurele stimuleringsregeling voor regionale samenwerking. De Kamerleden vrezen dat de onderwijsregio’s leiden tot extra overhead, bestuurslagen en governancestructuren. Ze willen dat de financiële middelen structureel geïnvesteerd worden in het herstel van de kwaliteit van het primaire proces. Een ruime Kamermeerderheid stemde voor deze motie. 

Paul zegt in haar brief dat de onderwijsregio’s al een stimuleringsregeling voor regionale samenwerking zijn en dat zij daarmee invulling geeft aan de wens om middelen structureel in te zetten met een minimum aan overhead. Daarbij schetst zij echter een te rooskleurig beeld van de stand van zaken. Zo stelt zij dat met de onderwijsregio’s de eerdere versnippering in één klap is opgelost: ‘van 200 losse samenwerkingsverbanden naar een samenhangend landelijk dekkend netwerk van 50 regio’s’. Dat klinkt overtuigend, maar de werkelijkheid is eerder dat er tientallen nieuwe samenwerkingsverbanden zijn bijgekomen. Nieuwe netwerken die nog vorm moeten krijgen en waarin een veelheid aan autonome organisaties samen moet komen tot een gedeelde visie, effectieve interventies en passende governance. Ondertussen blijven bestaande samenwerkingen vanuit bijvoorbeeld RAP en SO&P bestaan of moeten opnieuw worden ingericht vanwege de komst van de onderwijsregio’s. De (bestuurlijke) drukte is er op dit moment in ieder geval niet minder op geworden, zo horen wij terug vanuit de schoolorganisaties.    

De staatssecretaris gaat bovendien voorbij aan het feit dat de gehaaste invoering van de onderwijsregio’s de samenwerkingen in de regio vaak geen goed hebben gedaan. Door de abrupte herschikking van middelen is op sommige plekken de (inhoudelijke) samenwerking juist onder druk komen te staan. In het primair onderwijs vragen veel betrokkenen zich soms af welk probleem de onderwijsregio’s oplossen. Tegelijk voelden zij zich genoodzaakt deel te nemen aan de samenwerking, uit vrees middelen mis te lopen. Veel regio’s zijn vorig jaar met stoom en kokend water gevormd — soms zonder inhoudelijke samenhang, of in een schaalgrootte die de praktische uitvoerbaarheid ernstig belemmert.

Regie en ruimte voor de regio

Paul noemt in haar brief een aantal uitgangspunten voor de doorontwikkeling van onderwijsregio’s. De PO-Raad heeft een groot deel van deze punten genoemd in de verkenningsnota Regie en ruimte voor de regio. In de nota constateert de PO-raad dat deze nodig zijn voor het effectief maken van de regionale samenwerking. Belangrijke punten zijn bijvoorbeeld:  

  • Regionale maatschappelijke opdracht centraal stellen, wat wil zeggen dat onderwijsregio’s de mogelijkheid hebben om te komen tot gedifferentieerde werkwijzen;
  • Maatwerk en regelruimte geven voor elke regio zodat ze de structurele personele tekorten zoveel mogelijk kunnen tegengaan (mitigatie) en de instrumenten om te leren omgaan met de tekorten (adaptatie);  
  • Structureel financieren, zodat onderwijsorganisaties duidelijkheid hebben over de middelen en daarop meerjarig activiteiten kunnen organiseren;  
  • Minder bureaucratie organiseren, onder meer door de verantwoordingsplichten zo minimaal mogelijk te houden en terughoudend te zijn met nieuw of aanvullend beleid. 

Voor een deel zijn deze punten terug te vinden in de Kamerbrief. Door voor een meerjarige regeling te kiezen biedt de staatssecretaris de nodige duidelijkheid. Ook ziet de PO-raad kansen in het verbinden van activiteiten die eerder ondergebracht waren in losse, tijdelijke subsidies. De oproep om de maatschappelijke opgave centraal te zetten en de partijen in de onderwijsregio’s tijd en vertrouwen te geven, kunnen we alleen maar steunen. 

De PO-raad wil echter benadrukken dat de onderwijsregio’s nog steeds werk in uitvoering zijn. Het is terecht dat de staatssecretaris kiest voor een lerende aanpak, want er valt nog genoeg te leren willen we van de onderwijsregio’s een helpend arbeidsmarktinstrument maken. Het blijft echter onduidelijk hoe het ministerie hier samen met de educatieve partners concreet vorm aan wil geven. Enkel tijd, vertrouwen en het ‘nauwkeurig volgen van de ontwikkelingen’ is te weinig. Nodig is een overheid (in het bijzonder ministerie en Realisatie-Eenheid) die de regio’s actief ondersteunt bij de knelpunten die zij in de praktijk ervaren. In plaats daarvan zien we de terugkeer van bekende valkuilen: een systeemlogica die de echte bedoeling overstemt, een controlereflex in plaats van broodnodige facilitering, en nieuwe doelen van bovenaf zonder stevig partnerschap met het veld. 

De PO-raad geeft aan van de overheid een zelfkritische, ondersteunende betrokkenheid én beleidsmatige en financiële betrouwbaarheid nodig te hebben. Het niet indexeren van middelen – bovenop de andere ondoordachte bezuinigingen in het onderwijs – staat daarmee haaks op de urgente oproep tot solidariteit en gezamenlijke verantwoordelijkheid om te komen tot een toekomstbestendige onderwijsarbeidsmarkt. 

Bron: PO-raad